Christiaan Houtenbos

Sommige namen horen bij je kappersopvoeding. Christiaan Houtenbos is zo’n naam. Als eerste Nederlandse session stylist die naam maakte in Amerika werd hij een voorbeeld voor velen. In 2019 spraken wij deze haarlegende. Wat hij ons toen vertelde, staat ons nog altijd helder bij. Lees het volledige interview.

Deel dit artikel:

Meer dan vijf decennia baanbrekende kapsels, ervaringen, mode en kunst

Vijf decennia baanbrekende kapsels, ervaringen, mode en kunst, in een van de meest energieke industrieën ter wereld: mode.
CHRISTIAAN Houtenbos – beter bekend als CHRISTIAAN – nam ons in 2019 mee naar New York, waar we een glimp opvingen van het leven van deze Nederlandse haarlegende. 

Waar is de passie voor haar begonnen?

Niet. Dit beroep heeft mij gevonden. Ik was er niet naar op zoek.

Ik was de oudste van twaalf kinderen en moest werken om het gezin te helpen. Op mijn twaalfde begon ik in de kapperszaak van mijn vader in Bovenkarspel. Ik veegde de vloer en legde de boeren in de watten. Ze kwamen twee keer per week binnen voor een knip- en wasbeurt.

Veel later begon ik zelf met knippen. Mijn vader trok een streep op het hoofd van de klant en alles onder die lijn schoor ik af. Dertig jaar later deed ik datzelfde bij Bonnie Berman en ineens hadden we een nieuwe coupe. Tegenwoordig noemen ze het een undercut, wij noemden het toen een buzz – vanwege het zoemende geluid van de tondeuse.

Ik hielp mijn vader altijd na schooltijd. Het had niets te maken met passie voor haar of met creativiteit. Wel gaf ik mezelf kleine taken, zoals het mooier maken van de etalage. Kleine creatieve dingen om mijn vaardigheden te ontwikkelen. Mijn motto was: Never nothing, always something. Dat heb ik altijd gepusht. En geloof me, in goede én slechte tijden heb ik op aardig wat knopjes gedrukt.

Ben je naar de kappersschool gegaan?

Op een gegeven moment kon mijn vader rondkomen van zijn werk. De kinderen werden ouder en hadden hun eigen baantjes. Hij verdiende wat geld en besloot dat het voor mij het beste was om een kappersopleiding te volgen. Hij stuurde me naar een school in Amsterdam waar ik het damesvak leerde.

Ik was erg competitief en – eerlijk is eerlijk – ik deed mijn eerste zwendel. In die tijd moest je vier examens doen om je volledige diploma te behalen. Dat vond ik te tijdrovend, dus dacht ik: dat ga ik versnellen. Ik schreef me in voor vier verschillende examendata, onder vier verschillende namen. Mijn volledige naam bestaat namelijk uit vier namen.

Na twee examens begonnen de leraren zich af te vragen hoe dit mogelijk was. Maar toen ze het doorhadden, was het te laat. Ze moesten mij mijn diploma geven.

Ik was zeventien en begon te werken als salonmanager in een kleine salon tegenover de marinebasis. Vier vrouwelijke kappers werkten voor mij en ik woonde boven de salon. Daarna werd ik opgeroepen voor dienstplicht. Ik koos voor de mariniers, omdat zij mochten reizen. Tijd voor mijn tweede zwendel.

Je hield wel van een zwendeltje. Wat was deze?

Ja, toen. Ik was jong.

In die tijd waren er de Nederlandse kapperskampioenschappen en ik wilde daaraan meedoen. De marine liet me niet gaan, dus ging ik naar een copyshop, maakte een brief met het officiële logo van de kappersvereniging en vertelde mijn commandant dat ik was uitgenodigd om deel te nemen vanwege mijn talent. Ik mocht gaan.

Ik eindigde als negende of tiende, maar ik deed mee. Daarna werd ik met de marine naar Aruba en Curaçao gestuurd. Ik wilde blijven werken als kapper en kwam in contact met Cor de Groot, die een salon had in het Intercontinental Hotel in Willemstad. Wanneer mijn marinedienst erop zat, sloop ik het terrein af en werkte ik daar stiekem.

Een compleet nieuwe wereld ging voor me open. Chique, high-end, een andere klasse. Ik wist niets, was ontzettend groen. Klanten vroegen om een Sassoon-kapsel. Google bestond nog niet. Dat motiveerde me om verder te leren. Ik had mezelf beloofd dat ik alles zou leren wat er te leren viel en dat ik nooit onzeker wilde zijn over wat ik deed.

Dat had niets met styling te maken. Het deed me beseffen dat je haar en de persoon moet begrijpen. Het karakter. De verbinding tussen haar en degene die het draagt. Dat is waar ik voor sta. Dat inzicht kwam later, toen ik op mijn eenentwintigste naar New York verhuisde.

Hoe ben je in New York beland?

Ik begaf me in de hogere kringen op het eiland en raakte bevriend met een Amerikaanse dame, mevrouw Weill, de vrouw van een CEO bij ESSO. Zij werd mijn surrogaatmoeder.

Ze schreef een brief aan de hoofdredacteur van Glamour in Amerika en vertelde over mij, met de boodschap dat ik in New York moest werken. Dat was niet eenvoudig, want als marinier moest je eerst terug naar Nederland om af te zwaaien.

Zwendel nummer drie.

Ik moest het haar doen van een hoge generaal en vertelde hem over mijn plan. Hij zei dat ik een brief moest schrijven. Twee weken later werd ik ontslagen uit dienst en vertrok ik naar de Verenigde Staten.

Mijn eerste stop was Miami, om een pak te kopen. Daarna ging ik naar New York en verbleef ik in het appartement van de familie Weill. Zij regelden afspraken bij grote salons, telkens één dag per salon. Mijn eerste dag stond ik achter Kenneth Battelle, voormalig kapper van Jackie Kennedy, alleen om over zijn schouder mee te kijken. Vidal Sassoon stond ook op mijn lijst, voordat ik uiteindelijk bij Bergdorf Goodman terechtkwam.

Na die dagen ging ik terug naar Nederland. Niet veel later kreeg ik een brief van Kenneth, die eigenaar was van een groot bedrijf met salons in warenhuizen. Hij vroeg of ik terug wilde komen om bij Bergdorf Goodman te werken. Mijn Engels was nog niet goed en mijn papieren moesten worden goedgekeurd, dus ik ging niet meteen.

Waarom niet? Dit was een enorme kans.

In die tijd dacht ik: een kapper moet Frans spreken. Parijs was te groot voor mij, dus belandde ik in Lausanne, Zwitserland, in een klein kapperszaakje waar ik Frans leerde. Daarna vond ik een baan in een salon op het terrein van de Verenigde Naties in Genève.

Dat was heel belangrijk voor mijn carrière. Ik leerde Engels, kreeg een vriendin en ontmoette mensen die me in de ‘safe zone’ brachten, waardoor ik niet terug hoefde naar de marine en niet hoefde te dienen in de Vietnamoorlog. Ik had veel geluk, maar het gaf me ook een sterke werkethiek en levensstandaard.

Na Zwitserland ging ik terug naar Nederland en werkte ik voor Loek Limburg, destijds een zeer gerenommeerde kapper. Hij deed het haar van Koningin Juliana en werkte op modeshows. Ik was zijn assistent.

Op een dag gingen de deuren van de salon open en stond er een lief, klein meisje in de deuropening. Ze vroeg om een knipbeurt. Niemand had tijd en ik moest haar helpen. Dat meisje was Marianne. Grappig genoeg was mijn eerste klant in Amsterdam mijn toekomstige vrouw.

Ze wilde een kapsel voor een gala. We kregen ruzie, maar ze kwam terug en we werden een stel. Wat niemand wist, was dat ik opnieuw was gevraagd om naar de Verenigde Staten te gaan. Toen mijn papieren eindelijk klaar waren, was het afscheid zwaar. Ik had nog nooit zulke gevoelens gehad voor een meisje.

New York was overweldigend. Niet alleen de stad, maar ook de vrouwen. Ik miste Marianne. Onze ouders besloten dat ze alleen mocht komen als we getrouwd waren. Ik schreef haar een brief en vroeg haar telefonisch ten huwelijk. We trouwden, keerden samen terug naar de VS en ik begon te werken als kapper bij Bergdorf Goodman.

New York

Ik werkte achterin de salon, tussen ervaren en chique medewerkers. Ik sprak zo weinig mogelijk en dacht dat ik niet meer was dan een shampoo-boy. Maar ze stuurden brieven naar tijdschriften om deze nieuwe man uit Nederland te evalueren.

Geen hoofdredacteuren kwamen zelf; het waren de assistenten. Dat was perfect voor mij, omdat ik niet dezelfde passie had voor de traditionele coiffeur-stijl. Ik wilde haar maken dat bij de persoon paste.

Ik vertelde Vidal Sassoon vaak dat hij een stap miste. Het was niet altijd alleen wash ’n wear. Het moest ook perfect geföhnd worden. Ik maakte los en draagbaar haar voor jonge vrouwen, vaak de assistenten van de redacties. En onthoud: wees altijd aardig voor assistenten, want op een dag zijn zij de bazen.

Het was 1968. Coiffeurs waren groot, maar langzaam ontstond de behoefte aan wash-cut-wear. Die stijl werd opgemerkt door Bergdorf Goodman en ze openden BG Cut-a-Way, een salon voor jongere mensen. Ik bleef boven, in de oude salon. Dat was niet mijn plek. Uiteindelijk werd ik ontslagen, omdat ik geen blauw pak wilde dragen.

Wat ging je daarna doen?

De tijdschriften stuurden hun modellen en celebs niet langer naar de salon. Ze wilden stylisten op de set. Ze belden mij. Ik liet visitekaartjes maken en ineens was ik haarstylist.

Er waren er misschien vijf. Het was een kleine, besloten wereld. De fotografie veranderde, van Irving Penn naar David Bailey. Niemand vertelde Bailey wat hij moest doen. We hadden volledige vrijheid.

Mijn eerste langdurige samenwerking was met Arthur Elgort. We maakten samen prachtige beelden. In die tijd hadden we geen agenten. We kregen honderd dollar voor een redactionele werkdag en duizend voor een campagne. Ik deed alles zelf. De eerste vijftien jaar had ik geen agent. Marianne werkte later als agent voor Arthur en later voor mij.

Je hebt eindeloos veel covers gemaakt. Hoe voelde je eerste Vogue-cover?

In 2019 maakte ik zes van de twaalf Vogue-covers. Mijn vijftigste cover verscheen recent. Maar bij mijn eerste cover voelde ik niets bijzonders. We waren niet bezig met covers. We waren bezig met de leukste klussen en de beste teams. In de jaren zeventig en tachtig had New York verschillende scènes. Je hoorde bij degene die bij je paste.

Wat is jouw haarhandtekening?

Haar moet gerelateerd zijn aan de persoon. Ik kan een stijl maken, maar een goed kapsel moet passen bij degene die het draagt. Mensen moeten in positieve vrede leven met hun haar. Het mag geen belemmering zijn.

Ik kan echt kappen, ik kan een verhaal vertellen met haar, maar mijn passie zit in de reis naar het eindresultaat. Wanneer de fotograaf begint te fotograferen, weet ik dat mijn werk gedaan is. Maar het model moet zich goed voelen. Dat zie je. Haar heeft een natuurlijk karakter, textuur speelt daarin mee. Haar is als een bloem: elke ochtend wordt het anders wakker.

Wat is er veranderd in de mode?

Veel. Ik kom uit een tijdperk van totale vrijheid. Tegenwoordig willen merken en tijdschriften meer zekerheid. Moodboards. Veiligheid. Maar je weet nooit wat er die dag gebeurt. Misschien voelt een model zich niet goed, misschien werkt het haar niet mee.

Als haarstylist moet je kunnen anticiperen en putten uit ervaring. Ik werkte nooit met assistenten. Ik werkte met vrienden, zoals Ronnie Stam. We deden shows voor Calvin Klein en Céline, met dertig modellen. We rockten.

In de jaren negentig veranderde de workflow. Teams met assistenten, iedereen kreeg instructies. Dat paste niet bij mij. Ik bleef bij fotografie.

Ben je ooit nerveus geweest?

Niet zichtbaar. Ik denk veel na. Ik ga naar bed met het probleem van de volgende dag en sta op met een oplossing. Voor veel mensen klinkt een Chanel-campagne groots, maar voor ons is het werk.

Heb je advies voor jonge stylisten?

Ik wil ruimte maken voor jonge mensen. Zij moeten de belangrijke klussen doen. Ik werk alleen nog op uitnodiging. Ik wil niet zijn zoals Karl Lagerfeld, maar meer zoals Valentino: aanwezig, maar niet alles meer doen.

Je moet opvallen. Duizenden mensen willen dit werk en misschien twee zullen echt doorbreken. Dat is de realiteit. Maar iedereen mag het proberen. En alleen door te proberen, zie je de andere kant. Dat helpt je groeien.